De casus
Een werknemer (creatief directeur van Talpa) heeft aanspraak op een bepaald percentage van de verkoopopbrengst van Talpa Holding. Deze aanspraak geldt zolang de werknemer in dienst is. Op enig moment is er kritiek op het functioneren van de werknemer en wordt deze ontheven van zijn taken. Hierop vordert de werknemer dat hij weer wordt toegelaten tot zijn werk. Als dit door de kantonrechter wordt toegewezen, gaat de werkgever in beroep.
Het oordeel
Het gerechtshof oordeelt op 15 januari 2019 over deze kwestie. In de kern komt het oordeel erop neer dat de werkgever 5 gezichtspunten moet wegen om te bepalen of van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de werknemer wordt toegelaten zijn werk voort te zetten:
– de aard van de arbeidsovereenkomst en de aard en inhoud van de functie van de werknemer,
– de aard en ernst van het disfunctioneren van de werknemer,
– de aard en omvang van het voor de werkgever reëel dreigende nadeel,
– de wijze en het tijdstip waarop de werkgever de werknemer heeft aangesproken op zijn disfunctioneren en de mogelijkheden en begeleiding die de werkgever de werknemer heeft geboden om zijn functioneren te verbeteren,
– bijzondere belangen die een werknemer eventueel heeft bij het voortzetten van zijn werkzaamheden.
Na afweging van deze omstandigheden concludeert het hof dat de werknemer ten onrechte is ontheven van zijn taken. De werkgever had kunnen volstaan met een andere, minder ingrijpende, maatregel.
Advies arbeidsrecht: Ontheffing/schorsing – disfunctioneren – goed werkgeverschap
Vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2019:295