De casus
Een werkgever biedt aan een werkneemster een conceptovereenkomst aan, waarmee hij het dienstverband voortijdig wil beëindigen. De werkneemster meldt zich ziek. De bedrijfsarts erkent de klachten maar zegt dat deze het gevolg zijn van het arbeidsconflict. De werkgever nodigt de werkneemster uit om de situatie te bespreken, maar de werkneemster komt niet. Haar gemachtigde zegt dat zij hiertoe wegens psychische klachten niet in staat is. Het loon wordt stop gezet.
Het dienstverband eindigt van rechtswege, waarna de werkneemster achterstallig loon vordert.
De kantonrechter wijst de vordering af omdat niet is gebleken dat de werkneemster ziek was te gevolge van ziekte of gebrek. De werkneemster gaat in beroep.
Het oordeel
Gerechtshof Amsterdam oordeelt op 7 januari 2020 dat de bedrijfsarts niet duidelijk zegt dat de werkneemster klachten heeft als gevolg van ziekte of gebrek. Er is ook geen deskundigenoordeel aangevraagd. Het Hof concludeert dat uit de verslagen van de bedrijfsarts niet ondubbelzinnig is af te leiden dat werkneemster niet arbeidsongeschikt was wegens ziekte of gebrek. Toch is de uitkomst niet anders als de loonvordering wordt getoetst aan de hand van 7:629 BW in plaats van 7:628 BW. Het Hof geeft aan dat werkneemster ook bij ziekte zo veel mogelijk moet meewerken aan re-integratie en aan he oplossen van het conflict. De werkgever was gerechtigd de loonbetaling op te schorten toen de werkneemster niet meewerkte aan oproepen van haar werkgever. Over de periode daarvoor moet wel loon worden betaald./
Advies arbeidsrecht: loonvordering – meewerken aan re-integratie – 7:628/7:629 BW
Vindplaats: ECLI:NL:GHAMS:2020:30