De casus
Een werkneemster valt ziek uit na pesterijen en intimidatie door haar direct leidinggevende. De werkgeefster begeleidt werkneemster beperkt bij re-integratie en mediation komt erg laat op gang. Op enig moment wordt de werkneemster bij de re-integratie opnieuw met de pestende leidinggevende geconfronteerd. UWV legt een verlengde loonbetalingsplicht op. Gedurende de drie jaar re-integratie doet werkneemster tweemaal een poging tot zelfmoord. Aan het einde van de drie jaar re-integratie beëindigt de werkgeefster het dienstverband. De werkneemster vordert een billijke vergoeding. De kantonrechter wijst het verzoek af. Hiertegen gaat de werkneemster in hoger beroep.
Het oordeel
Gerechtshof Den Bosch oordeelt op 28 januari 2021 over deze kwestie. Het hof vindt dat de werkgeefster wel ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dat zit niet zozeer in het gedrag van de leidinggevende, wat wel als oorzaak van de ziekte wordt genoemd, maar in het optreden van de werkgeefster daarna. De tekortkomingen gaan over de late start van mediation en het contact met de werkneemster. Het hof lijkt vooral verwijtbaar te vinden dat, bij deze grote werkgeefster, de leidinggevende nog zo lang een rol in het traject heeft gehad. Uiteindelijk lijkt in het derde ziektejaar iedere inspanning van werkgeefster te ontbreken.
Nu het hof komt tot ernstig verwijtbaar handelen moet een billijke vergoeding worden bepaald. Werkneemster heeft ruim € 750.000 bruto gevorderd. Langs de lijn van jurisprudentie van de Hoge Raad meldt het hof dat er grote onzekerheden zijn bij het bepalen van de vergoeding. Er moet rekening worden gehouden met mogelijke positieverbetering en immateriële schade bij de werkneemster, maar ook met de reeds betaalde transitievergoeding. Uiteindelijk komt het hof tot een vergoeding van € 200.000 bruto.
Advies arbeidsrecht: re-integratie – ernstig verwijtbaar handelen – billijke vergoeding
Vindplaats: ECLI:NL:GHSHE:2021:239