Ontslag op staande voet in coronatijd is wel vernietigbaar maar wordt niet vernietigd omdat de werknemer in ontslag berust.

 

De casus

Een werknemer wordt op  12 februari 2020 aangesteld als kok in een restaurant. Als het restaurant als gevolg van de corona-crisis moet sluiten komt de kok thuis te zitten. De werkgever ontslaat de werknemer op deze grond bij brief van 22 april 2020 met ingang van 1 april 2020. De werknemer protesteert tegen dit ontslag. Hij meldt dat hij kan berusten in het einde van het contract, maar dan wel met betaling van loon over de opzegtermijn, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Als de werkgever deze betaling niet doet, start de werknemer een procedure.

Het oordeel
De kantonrechter in Amsterdam oordeelt op 19 augustus 2020 over deze kwestie. De rechter maakt direct duidelijk dat de corona-crisis geen dringende reden voor ontslag oplevert als bedoeld in de wet. Het ontslag is dus vernietigbaar. Nu de werknemer in het ontslag berust blijft dit wel in stand.
De vernietigbaarheid van het ontslag leidt er wel toe dat in beginsel de loonvordering van de werknemer over de fictieve opzegtermijn, de transitievergoeding en de billijke vergoeding kunnen worden toegewezen.
Voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding wil de kantonrechter rekening houden met de slechte financiële positie van de werkgever. Ook wordt gewezen op het korte dienstverband, de onvoorzienbaarheid van de corona-crisis en het feit dat de werknemer een WW-uitkering heeft ontvangen. De billijke vergoeding wordt gematigd naar nihil./

Advies arbeidsrecht: corona – ontslag op staande voet – billijke vergoeding
Vindplaats: ECLI:NL:RBAMS:2020:4266