De casus
Werknemer werkt als schoonmaker in de avonduren en heeft nog een andere baan. Als de werkgever de werknemer overplaatst, lukt het hem niet om op tijd op de andere locatie te komen. De werknemer zegt dat hij het werk op de andere locatie daarom niet kan doen. Er vindt wel overleg plaats, maar dit leidt niet tot een oplossing. De werknemer begint niet met het werk op de andere plek en wordt op staande voet ontslagen.
Het oordeel
Eerst buigt de kantonrechter Amsterdam zich over deze kwestie. Daar komt uit dat de werknemer ten onrechte op staande voet is ontslagen. Er wordt een billijke vergoeding toegekend van € 3.500,-.
De werkgever blijft van mening dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en gaat in beroep. De werknemer reageert hierop door bij het gerechtshof een hogere billijke vergoeding te vragen.
Het gerechtshof Amsterdam doet op 28 augustus 2018 uitspraak. Het hof moet kijken of de overplaatsing van de werknemer een redelijke opdracht is en of daar gerechtvaardigde belangen van de werknemer tegenover staan. Het hof is van oordeel dat de werkgever, in plaats van met de werknemer in gesprek te gaan, star heeft vastgehouden aan haar verzoeken. De werkgever vindt dat hij duidelijk genoeg is en dat niet verschijnen leidt tot ‘geen arbeid-geen loon’. Het hof weegt ook mee dat drie dagen voor het ontslag op staande voet is aangeboden om het dienstverband in goed overleg te beëindigen. Het hof is van mening dat het ontslag op staande voet terecht is vernietigd.
Volgende vraag is welke vergoeding daar bij past. Het hof komt, kijkend naar alle omstandigheden, tot een billijke vergoeding van € 10.000,- bruto (naast de transitievergoeding van ruim € 11.000,-).
Slotsom is dus dat de werkgever met het ingestelde beroep zichzelf flinke extra kosten heeft bezorgd.
Advies Arbeidsrecht: ontslag op staande voet – verandering van werkplek – billijke vergoeding
Vindplaats: ECLI:NL:GHAMS:2018:3111