Werknemer vordert loon maar komt niet binnen de vervaltermijn in actie tegen ontslag op staande voet

Algemeen
Met de invoering van de Wet werk en zekerheid zijn korte vervaltermijnen in het arbeidsrecht gekomen. Een ontslag op staande voet moet binnen twee maanden worden aangevochten.
Ook uit deze uitspraak blijkt weer: Te laat is te laat. 

De casus
De werkgever, een coffeeshop in Limburg, ontslaat een werknemer, de neef van de eigenaar, op staande voet. De werknemer is het hier uiteindelijk niet mee eens. Hij vordert loon en vernietiging van het gegeven ontslag. Aan de orde is de vraag of hij daarmee op tijd is. Hij is op 14 juni 2019 op staande voert ontslagen, maar in kort geding wordt loonbetaling gevorderd er wordt niet tevens gevorderd dat het gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd.

Het oordeel
Bij de mondelinge behandeling van het kort geding komt het ontslag op staande voet aan de orde. De werknemer zegt dat hij de brief van 14 juni 2019 niet heeft ontvangen, maar debrief was aangetekend verstuurd en de rechtbank stelt vast dat de brief op 15 juni 2019 bij de woning van de werknemer in ontvangst is genomen. De ontslagbrief heeft wel werking ten opzichte van de werknemer.
De loonvordering wordt toegewezen, maar niet na de datum van ontslag. Dit is het oordeel van de kantonrechter in kort geding, omdat ook een bodemprocedure tegen het ontslag op staande voet nu geen zin meer zal hebben. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vervaltermijn inmiddels is verstreken.

Advies Arbeidsrecht: Ontslag op staande voet – vervaltermijn – loonvordering
Vindplaats: ECLI:NL:RBLIM:2019:7800