In een eerder bericht ging ik al in op de uitspraak van de kantonrechter in Utrecht van 20 oktober 2017. In die zaak speelde ook de vraag of de werknemer verwijtbaar had gehandeld door (o.a.) een aan hem opgelegd communicatieverbod te overtreden. De communicatie bestond uit contact tussen de werknemer en een werkneemster van het bedrijf waar het verbod op zag en had betrekking op een privéaangelegenheid.
De kantonrechter oordeelt dat, vanuit het oogpunt van integriteit, verwacht had mogen worden dat hij zijn persoonlijke verstandhouding , in het licht van het communicatieverbod, aan de werkgever had moeten melden. Als hij dat had gedaan, dan zou de communicatie niet de argwaan hebben gewekt die nu aan de orde is. Ook was het verstandig geweest als de werknemer zakelijk en privé strikt gescheiden had gehouden en bijvoorbeeld had gemaild vanaf zijn privé e-mailadres.
De werkgever heeft niet gesteld dat het achterwege laten van deze melding verwijtbaar handelen oplevert, maar het e-mailcontact zelf. Daar is de kantonrechter het niet mee eens.
Naast dat het beding geen verbod op privécontacten inhoudt, kan volgens de kantonrechter een dergelijk verbod ook niet door een werkgever worden opgelegd, daar dit zou ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer. Dit zou in strijd zijn met de verplichtingen van de werkgever op grond van goed werkgeverschap.
Dit stukje uitspraak maakt iets duidelijker over de invloed van de werkgever in de privésfeer van de werknemer. Met gebruik van sociale media wordt deze discussie steeds belangrijker.
In deze zaak spelen: privécontact – communicatieverbod – goed werkgeverschap.
Vindplaats: ECLI:NL: RBMNE:2017:5105