Vooraf
Met de komst van de Wet werk en zekerheid (1 juli 2015) is ingevoerd dat werknemers van wie het dienstverband wordt opgezegd, een transitievergoeding krijgen. Destijds is bepaald dat dit ook voor zieke werknemers zou moeten gelden. Er is een compensatieregeling ingevoerd, waarbij werkgevers een transitievergoeding weer vergoed krijgen. Voorwaarde is wel dat die vergoeding niet verder gaat dan het einde van de wachttijd, welk einde moet liggen na 1 juli 2015. De Hoge Raad heeft in het Xella arrest bepaald dat werkgevers, nu een compensatie mogelijk is, geen redelijk belang hebben bij het slapend houden van het dienstverband. Zij moeten, op grond van goed werkgeverschap, meewerken aan een voorstel voor beëindiging.
Casus
De voorliggende kwestie betreft een werknemer die op 6 september 2012 arbeidsongeschikt is geworden. De werknemer ontvangt per einde wachttijd (4 september 2014) een Wia uitkering. Het dienstverband is slapend gehouden.
De werknemer heeft verzocht om ontbinding van zijn dienstverband met toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De rechtbank heeft het dienstverband wel ontbonden, maar geen vergoedingen toegekend. De werknemer gaat hiertegen in beroep.
Het oordeel
Gerechtshof Den Bosch benoemt in zijn uitspraak van 8 juli 2021 als kernvraag of de werkgever een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding moet betalen aan de werknemer die een zogenaamd slapend dienstverband had. Verwijzend naar een eerder arrest van Gerechtshof Amsterdam stelt ook Hof Den Bosch vast dat, als het dienstverband kon eindigen voor 1 juli 2015, er geen aanspraak op een transitievergoeding bestaat.
De werknemer heeft aangevoerd dat de werkgever in het kader van de re-integratie meer had kunnen doen, waardoor er mogelijk op een later moment een einde aan het dienstverband had kunnen komen. Het Hof stelt vast dat dit recht tegenover de opstelling van de werknemer op dat moment staat. Destijds vond de werknemer dat re-integratie in het geheel niet aan de orde was.
Uit de rapportages van het UWV blijkt niet dat de fictieve functies waartoe de werknemer in het kader van zijn Wia beoordeling in staat was, ook beschikbaar waren bij de werkgever. Het Hof vindt dat de werknemer onvoldoende aanvoert om aan te nemen dat het dienstverband op later moment
(na 1 juli 2015) had kunnen eindigen. Conclusie blijft dat de werknemer geen aanspraak heeft op een transitievergoeding.
Advies arbeidsrecht: slapend dienstverband – transitievergoeding – goed werkgeverschap
vindplaats: ECLI:NL:GHSHE:2021:2156