In sommige gevallen moet de Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, eraan te pas komen om duidelijkheid te geven over een rechtsvraag. In deze kwestie gaat het om niet opgenomen verlofdagen van een failliete werkgever. De werknemers hebben deze dagen betaald gekregen van het UWV, maar de curator is van mening dat het UWV deze kosten niet op de boedel kan verhalen, omdat hij de werknemers had gezegd dat ze de dagen tijdens de opzegtermijn konden opnemen.
In het arrest van 17 november 2017 hakt de Hoge Raad de knoop door.
De Hoge Raad oordeelt dat de wet regels bevat omtrent de wijze van vaststelling van vakantie in een arbeidsovereenkomst. Bij de vaststelling van aanvang en einde van vakantie zijn de wensen van de werknemer uitgangspunt. Weliswaar is daarop uitzondering mogelijk maar volgens de wetsgeschiedenis is daarbij gedacht aan de situatie dat het opnemen van vakantie een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering van de werkgever zou teweegbrengen en, bij een afweging van belangen, het belang van de werkgever om het verzoek om vakantie af te wijzen zo zwaar is dat het belang van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moet wijken . Hierbij past dus niet dat de werknemer door de curator van de gefailleerde werkgever, met het oog op het belang van de boedel, zou kunnen worden gedwongen tot het opnemen van vakantiedagen.
Advies Arbeidsrecht over: faillissement – vakantiedagen – verplichte opname
Vindplaats: ECLI:NL:HR:2017:2907